‘Marijke vertoonde al een tijdje vreemd gedrag. Steeds vaker kon ze dingen niet vinden, besef van tijd had ze steeds minder en ze had geen plezier meer in het werk dat ze zo altijd graag deed. Ze wilde zelfs stoppen met werken’, vertelt Albert. De diagnose komt hard aan. ‘Ze wilde niet dat iemand het wist en schermde zichzelf helemaal af.’
Vijf jaar lang woont ze nog thuis, met Albert als mantelzorger. Hij probeert een zo normaal mogelijk leven voor hen beiden in stand te houden: ‘We hielden ervan om te reizen samen, dus ik heb haar in die jaren gewoon meegenomen. Naar Spanje, naar Italië. Lichamelijk kon dat ook gewoon. Ze was fit en liep goed. Maar haar gedrag werd steeds vreemder. Normaal in een restaurant zitten ging al niet meer. Dan begon ze bijvoorbeeld plotseling te schreeuwen tegen me. Dat deed ze vaak als ze een situatie niet begreep. Ik had kaartjes bij me waarop in het Spaans of Italiaans stond wat er met haar aan de hand was, zodat mensen konden begrijpen waarom ze zich zo gedroeg.’